Voorstel wijziging tarieven IB

Inkomstenbelasting: Tarief box 1, werk en woning

Het voorstel is om het tariefstelsel in box per 1 januari 2021 aan te passen. De huidige vier schijven zouden dan vervangen worden door een basistarief van 37,05%. Er komt een tariefsopslag van ongeveer 12%-punt naar een totaal tarief van 49,5% voor inkomen boven de € 68.500,-. Als voorschot op deze wijziging worden de tweede en derde schijf per 2019 en 2020 al geleidelijk verlaagd om de verschillen met de eerste schijf te verkleinen.

Verlaging tarief aftrekposten voor hogere inkomens vanaf 2020

De hypotheekrenteaftrek voor inkomens in de hoogste schijf (vanaf €68.507) wordt al geleidelijk afgebouwd. Vanaf 2020 gaat dit nog sneller. Vanaf 2023 zijn de aftrekbare kosten eigen woning namelijk nog maximaal aftrekbaar tegen 37,05%. Dat is nu nog 49,5%.
Met de opbrengst van de maatregel wil het kabinet het eigenwoningforfait verlagen. Dit is een percentage van de WOZ-waarde van de woning waarover belasting moet worden betaald.
De tarieven voor enkele andere aftrekposten, zoals de zelfstandigenaftrek, MKB-winstvrijstelling, giften en partneralimentatie voor deze inkomens wordt ook vanaf 2020 afgebouwd. Ook deze aftrekposten zijn vanaf 2023 nog maar maximaal aftrekbaar tegen 37,05%.
Met de opbrengst van deze maatregel wil het kabinet de verlaging van de inkomstenbelasting financieren.

Voorstel KOR aanpassing vanaf 2020

Kleine ondernemers met maximaal € 20.000 omzet in Nederland kunnen volgens het voorstel vanaf 1 januari 2020 kiezen voor een vrijstelling van omzetbelasting. Dit betekent dat hij geen btw in rekening brengt aan zijn afnemers en dus ook geen btw meer mag vermelden op zijn facturen. Hij is daarnaast ook ontheven van het doen van btw-aangiften en bijbehorende administratieve verplichtingen. Daar staat tegenover dat deze ondernemer de btw die andere ondernemers aan hem in rekening brengen niet in aftrek kan brengen. De regeling geldt alleen voor de door hem in Nederland verrichte goederenleveringen en diensten.

Het kabinet wil hiermee de Kleine Ondernemers Regelingg (KOR) vereenvoudigen voor bedrijven en de Belastingdienst. De regeling gaat ook gelden voor bijvoorbeeld stichtingen, verenigingen en bv’s.

Voorstel aanpassing BOX 2 tarieven vanaf 2020

Het belastingtarief op winst uit aandelen gaat van 25% naar 26,25% in 2020. In 2021 gaat het tarief naar 26,90%. Het kabinet compenseert met deze maatregel de lagere winstbelasting voor ondernemers (Vennootschapsbelasting). Dit gaat gelden voor belastingplichtigen met inkomsten uit AB (aanmerkelijk belang). Daar is sprake van als iemand meer dan 5% van de aandelen van een vennootschap bezit. AB wordt belast in box 2 van de inkomstenbelasting.

Prinsjesdag 2016

Enkele in het oog springende fiscale wijzigingen voor ondernemers:

  • Verlaging tarief vennootschapsbelasting

De eerste schijf in de vennootschapsbelasting wordt verlengd naar € 250.000 (2018) en naar € 350.000 (2021).

  • Aanpassing Pensioen in Eigen Beheer (PEB) voor DGA

Vanaf 2017 verdwijnt de mogelijkheid voor DGA’s om pensioen in eigen beheer op te bouwen. De bestaande pensioenaanspraken kunnen zonder fiscale gevolgen van de (hoge) commerciële waarde worden afgestempeld naar de (lage) fiscale waarde. Hierdoor wordt de DGA bevrijd van de pensioenklem die aan mogelijke dividenduitkeringen in de weg staat.

Vervolgens kan de DGA in 2017, 2018 en 2019 kiezen om het pensioen af te kopen waarbij er geen revisierente wordt gerekend en hij gebruik kan maken van een (aflopende) korting van bijna 35% op het van toepassing zijnde belastingtarief. Hierdoor betaalt de DGA in 2017 effectief geen 52%, maar 34% (in 2018 en 2019 is dat respectievelijk 39% en 42%). De tweede mogelijkheid is dat het pensioen niet wordt afgekocht, maar op de balans van de BV blijft staan. Het pensioen wordt dan tot de pensioendatum jaarlijks opgerent. Verdere pensioenopbouw is niet meer mogelijk. Vanaf de pensioendatum wordt jaarlijks uitgekeerd. De uitkeringen zijn belast tegen het dan geldende tabeltarief.

  • Vereenvoudiging teruggaaf btw en milieubelasting oninbare vorderingen

De regelingen voor teruggaaf van btw en milieubelastingen bij oninbare vorderingen worden vereenvoudigd. Nieuw is dat het recht op teruggaaf in ieder geval ontstaat voor zover de vergoeding een jaar na opeisbaarheid nog niet is ontvangen en dat de teruggaaf in de btw-aangifte in mindering kan worden gebracht. Ook gaat een nieuwe regeling gelden voor de overdracht van vorderingen. Verder start het kabinet overleg met het bedrijfsleven over mogelijke vereenvoudigingen in de btw-teruggaaf bij faillissement (begin 2017).

  • Vervallen fictieve dienstbetrekking voor commissarissen

Met de invoering van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA) per 1 mei 2016 is de VAR komen te vervallen. Voorgesteld is om ook de fictieve dienstbetrekking voor commissarissen dan te laten vervallen. De wetswijziging zal op 1 januari 2017 ingaan. In een besluit heeft de staatssecretaris goedgekeurd dat ervoor kan worden gekozen om de arbeidsverhouding van een commissaris met ingang van 1 mei 2016 al niet meer aan te merken als een fictieve dienstbetrekking.

  • Aanpassing gebruikelijkloon-regeling

Het kabinet stelt voor dat vanaf 2017 het belastbare loon van directeur-grootaandeelhouders (dga’s) van innovatieve startups voor de toepassing van de gebruikelijkloonregeling mag worden vastgesteld op het wettelijke minimumloon. Dit komt neer op ongeveer € 20.000 Het gebruikelijkloon in 2016 is € 44.000 Hiermee kan meer vermogen in het bedrijf worden gehouden om doorgroei te vergemakkelijken.

  • Introductie van een subsidieregeling voor business angels

Het kabinet wil een tegemoetkoming geven aan particulieren die investeren in startups. Via een nieuw op te zetten subsidieregeling zal het kabinet een investeringskorting van maximaal 40% geven.

  • Bijtellingspercentages auto van de zaak voor privé gebruik

Per 1 januari 2017 worden enkele fiscale wijzigingen doorgevoerd met betrekking tot de auto:

  • Het algemeen bijtellingpercentage voor nieuwe auto’s – eerste toelating op de weg na 31 december 2016 – wordt met ingang van 2017 verlaagd naar 22%. Dit gaat gelden voor alle auto’s ongeacht de CO2-uitstoot. Voor auto’s van voor 2017 blijft het bijtellingspercentage van 25% gelden.
  • Voor nulemissievoertuigen is er een afzonderlijk bijtellingspercentage van 4% van de catalogusprijs tot 50.000 euro. De grens van 50.000 euro geldt niet voor waterstofauto’s
  • De BPM voor personenauto’s wordt minder afhankelijk van de CO2-uitstoot en de tarieven worden geleidelijk verlaagd.
  • De vaste voet voor reguliere personenauto’s wordt met ingang van 2017 verhoogd van € 175 tot € 350. De vaste voet voor nulemissievoertuigen en plug-in hybridevoertuigen blijft € 0.
  • De huidige vrijstelling voor nulemissievoertuigen blijft gehandhaafd tot en met 2020.
  • Plug-in hybride personenauto’s met een CO2-uitstoot tot en met 50 g/km worden nog tot en met 2020 gestimuleerd in de MRB.
  • De forfaitaire gewichtscorrectie van 125 kg voor personenauto’s met een elektrische aandrijving vervalt per 2017 blijft tot en met 2020 wel gelden voor hybride elektrische bestelauto’s
  • De bestaande vrijstelling voor nulemissievoertuigen in de MRB blijft tot en met 2020 gehandhaafd.
  • Met ingang van 2019 komt er een extra dieseltoeslag (fijnstoftoeslag) voordieselpersonenauto’s en dieselbestelauto’s met een fijnstofuitstoot van meer dan 5 mg/km. Deze toeslag is in geval van dieselbestelauto’s alleen van toepassing op voertuigen van 12 jaar en ouder. De opslag bedraagt 15% van de MRB inclusief provinciale opcenten.

VAR 2014 ook geldig in 2015

Voor 2015 hoeft u geen nieuwe VAR aan te vragen als u in 2014 een VAR heeft. Deze VAR geldt namelijk ook in de eerste maanden van 2015 totdat de nieuwe webmodule is ingevoerd. Wanneer dat gebeurt, is nog niet bekend.

Er is bovendien een wetsvoorstel in de maak waarin de medeverantwoordelijkheid wordt geregeld voor de opdrachtgever bij de aanvraag van een nieuwe VAR web – module. Blijkt achteraf dat de aanvraag onjuist is ingevuld dan kunnen er, anders dan nu, loonheffingen worden nageheven bij de opdrachtgever. Dit betekent dat, net als in het verleden, weer beoordeeld zal moeten worden of er een gezagsverhouding is tussen opdrachtgever en opdrachtnemer.

Aanzegtermijn wet werk en zekerheid in arbeidscontract

Aanzegtermijn wet werk en zekerheid nu al in arbeidscontract opnemen

Heeft u als werkgever werknemers in dienst met een tijdelijk arbeidscontract? In dat geval krijgt u te maken met het nieuwe begrip ‘aanzegtermijn’ uit de Wet werk en zekerheid. U moet dan uiterlijk een maand voor afloop van het contract aan de werknemer schriftelijk(!) mededelen of het contract (tegen welke voorwaarden) wordt voortgezet of niet. Wanneer u dit niet doet, eindigt het contract wel, maar moet u aan uw werknemer een boete betalen van maximaal één maandloon. De regeling is van toepassing op alle contracten die aflopen na 1 februari 2015. U kunt in nieuwe contracten expliciet aangeven dat direct wordt aangezegd en dat geen verlenging plaatsvindt. Anders moet u de datum waarop u uiterlijk moet aanzeggen goed agenderen.

Geen proeftijd meer bij contract 6 maanden of korter

Arbeidsovereenkomsten met een duur van 6 maanden of korter mogen met ingang van 1 januari 2015 geen proeftijd meer bevatten. De regel is opgenomen om kortdurende overeenkomsten te ontmoedigen en moet dus een stukje onzekerheid voor flexwerkers wegnemen. U hoeft zich echter als werkgever niet in grote bochten te wringen om deze regel te ontwijken. U kunt bijvoorbeeld een iets langer contract afsluiten dan 6 maanden of de uitzendconstructie toepassen.

Geen concurrentiebeding meer in tijdelijke contracten

Een maatregel uit het de Wet werk en zekerheid die op 1 januari 2015 in werking treedt, is het verbod om een concurrentiebeding op te nemen in een tijdelijk contract. Hierop wordt slechts één uitzondering toegestaan. Alleen als u in de overeenkomst (uitvoerig) formuleert dat sprake is van een zwaarwichtig bedrijfsbelang en dit ook achteraf komt vast te staan, dan is dit beding nog toegestaan.